Cavalerie: Artikel VOC

Bron: VOC 4-2024

IN MEMORIAM

Frans Limpens

Kolonel der Huzaren b.d.

Officier in de Orde van Oranje-Nassau met de zwaarden

5 oktober 1934                                           28 juli 2024

 
Frans overleed op 28 juli 2024. Weinigen van zijn vroegere collega’s hebben dat meegekregen. Frans zagen we de laatste decennia vrijwel niet op bijeenkomsten. Zijn uitvaart was in alle stilte. Maar wie was Frans Limpens?

Het meest dominante beeld dat ik van hem heb, was zijn optreden als commandant 43 Tankbataljon (43 Tkbat) in september 1979 tijdens de oefening HARTE FAUST. Daarbij waren vier Duitse divisies en een Luftwaffe divisie betrokken. 60.000 man te velde in de ruimte Emden/Leer. 41 Pantserbrigade (41 Pabrig – Seedorf-Hohne) nam deel onder bevel van 3e Duitse Panzerdivision (Buxtehude). Divisiecommandant was Freiherr Joachim von Rodde. Een eenogige veteraan (tankcommandant Oostfront) uit de Tweede Wereldoorlog. Hij ging er prat op generaal te zijn geworden zonder Generalstabsaubildung. Op enig moment werden wij met spoed op de commandopost (CP) van de brigade ontboden. Ik was luitenant S2 en vergezelde overste Limpens, tezamen met de S3 en de artillerieofficier. Net aangekomen bij het kleine kruis van twee M577’s commandovoertuigen en twee tenten – de CP – of daar landde de brigadecommandant na een heli-vlucht van de divisie CP. Een nieuwe opdracht. Spoed! Tijdens de opmars van de eenheden van 3.PzDiv (wij dus) was met een tegenaanval van de vijand, de 3e Tankbrigade (Garlstedt) van de 2e US Armoured Division doorgebroken en bedreigde nu onze flanken. 41 Pabrig moest vanuit de opmars in zuidelijke richting, onmiddellijk front oost maken en de tegenstander afstoppen in een haastige verdediging. Vier uur later moesten we in de opstelling staan. De brigadecommandant hipte wat heen en weer voor de grote kaart; er werd gekeken en overlegd met zijn S3. Maar na 20 minuten kwam er weinig uit wat we als richtlijn konden beschouwen. Overste Limpens stapte rustig naar voren en begon met een dikke viltstift op de kaart te schetsen: aansluitingspunten, een lijn van verdediging en vakgrenzen voor de bataljons van de brigade. Geen afweging weer en terrein, geen essentiële gebieden, geen afweging van voors en tegens, geen commandantenterugkoppelingen. ‘Generaal, ik stel voor dat de brigade zich zo inricht’, zei hij. Opnieuw werd er nauwgezet gekeken door de staf van de brigade. Er werden nadelen geopperd, risico’s geschetst. Dit duurde weer 20 minuten. Toen stapte Limpens weer naar voren en zei: ‘Generaal, ik ga nu terug naar mijn bataljon en neem opstelling in zoals ik op de kaart geschetst heb’. En weg waren wij met onze twee Landrovertjes. Drie uur later stonden onze ruim 30 tanks en 15 YPR’n in de opstelling gereed; front oost. Pas vier uur daarna kwamen de andere bataljons van 41 Pabrig links en rechts naast ons in de lijn. Conform de ruwe schets van overste Limpens.
 

 
Dat optreden van die bataljonscommandant Limpens is mij altijd bijgebleven en heeft mij gestimuleerd en gemotiveerd in mijn carrière. Zo eenvoudig kan en moet commandovoeren dus zijn als het geboden is. Limpens toonde zich puur vakman. Hij had tijd/ruimte factoren in zijn vingers en voelde aan wanneer er even minder tijd was voor veel woorden.

Hoe is dat zo ontstaan? Frans werd geboren ergens in 1934. Hij heeft dus vanaf zijn zesde de oorlog meegemaakt. Ging op zijn 18e in 1952 naar de KMA en werd ingedeeld bij de Infanterie. John Mantingh maakte hem als jongere jaars mee: Frans was een rustige, wat teruggetrokken figuur. Hij viel niet op. Werd na de KMA in 1957 geplaatst in Roermond bij het Rekrutendepot. Daar werden jonge dienstplichtigen opgeleid voor het regiment Johan Willem Friso, de Friezen, en voor het regiment Oranje Gelderland, de Tukkers en Achterhoekers, aldus Mantingh. John herinnert zich dat Limpens elke ochtend trots als een Paauw de poort uitreed met een groep Nekaf jeeps 106 mm TLV. Kennelijk was dat zijn instructiegroep. Kan ook zijn dat daar de voorliefde voor het bereden optreden zich openbaarde. Liever niet te veel lopen.

Juist in die tijd breidde de tankwereld enorm uit en werden veel infanteristen geroepen om over te stappen naar de cavalerie. In 1959 was 11 Tankbataljon gevormd vanuit drie eskadrons zware tanks en plots zien we Limpens terug bij het B en/of C-Eskadron 11 Tkbat in Oirschot. In 1963 wordt hij overgeplaatst naar het nieuw op te richten 43 Tkbat in ’t Harde. Vermoedelijk is hij daar ook nog enige tijd eskadronscommandant geweest. Van een studie aan de Hogere Krijgsschool (nu HDV) is het niet gekomen. Niet geselecteerd of niet door hem gewenst? Bekend is hij in elk geval door zijn uiterst heldere wijze waarop hij de tactische voorschriften van het tankoptreden (tankbataljon, tankeskadron, tankpeloton) eind jaren ’60 gestalte heeft gegeven. Hij diende toen bij de Cavalerieschool van het Opleidings Centrum Cavalerie. Dat liep parallel met de invoering van de Leopard-1 tank, een wapensysteem dat veel meer mogelijkheid gaf tot het ‘bewegingsgevecht’ (manoeuvre warfare). Tijdens de oefening BIG FERRO (1973) waarbij 42 Tkbat (mobilisabel) opgeroepen werd en met reservisten op de mat mocht, dwong hij in zijn functie van bataljons S3 grote bewondering af: ‘hij leidde het bataljon’.

Daarna werd hij aangesteld als S3 van 41 Pabrig. Commandant was toen brigadegeneraal der Infanterie Han Roos. Roos was een man van weinig woorden, die hij overigens wel bulderend tot je richtte en veelal vergezeld met een ongelofelijke – soms ontwrichtende – klap op je schouder. Maar geen man van details. En dat kwam de ‘manoeuvrist in wording’ natuurlijk goed uit. Cavalerist Limpens kreeg de ruimte in oefeningen en scenario’s zich verder te ontwikkelen. Overigens ook nog eens gesteund door de sfeer en militaire cultuur van 3.PzDiv uit Buxtehude, waar 41 Pabrig onder viel ‘im Ernstfall’. Veel oefeningen deed men onder Duits bevel. Scenario’s werden over en weer beïnvloed.

En toen trad overste Limpens aan als commandant van 43 Tkbat in oktober 1978. Een min of meer zelfstandig bataljon, vrijwel alleen op een eigen kazerne in Langemannshof, ver weg van de hogere brigadestaf in Seedorf. Al met al ook niet zo slecht om fors je eigen ruimte te nemen op het gebied van opleiding en training. En dat zijn daarmee de belangrijkste voorwaarden voor de ontwikkeling van een mindset, zoals ook generaal Patton dat liet blijken in december 1944. Zijn 3e Leger was weliswaar iets omvangrijker dan het bataljon van Limpens, maar ook daar waren de geesten rijp om in uiterst korte tijd het front 90 graden te keren.

Kolonel Frans Limpens is later nog enkele jaren commandant van het Regiment Huzaren van Sytzama geweest (1983-1987) en commandant Nederlandse Troepen Seedorf/Hohne/Langemannshof. Hij heeft daarna op enig moment stilletjes de KL verlaten. Teruggetrokken in Apeldoorn zag hij bewust weinig collega’s meer. Jammer dat juist in die jaren weinigen hem hebben kunnen vragen naar de ervaringen zoals hij die zelf beleefd heeft. Juist nu de huidige landmachteenheden zich opmaken voor een zware confrontatie, en men aan het zoeken is naar ‘hoe was dat ook alweer’, zouden de inzichten van deze man voor de veel jongere generatie van nu van grote waarde kunnen zijn.
  
Generaal-majoor b.d. Harm de Jonge

 

VAN DE REDACTIE

Een volwaardig tankbataljon

Op 5 september is op de bakermat van de cavalerie de nieuwe Defensienota 2024 gepresenteerd. Het was spectaculair: een indrukwekkende opening met een ronkende Leopard tank als toonbeeld van de voorgenomen versterking van de gevechtskracht. Drones als kern van de innovatie en zelfs het voorzichtig benoemen van ‘dienstplicht’ als kern voor het voortzettingsvermogen. Het defensiebudget gaat omhoog naar 24 miljard euro per jaar en daarmee voldoen we aan de NAVO-norm van 2%. Ook worden extra fregatten, vliegtuigen, helikopters en meer munitie aangeschaft. Ook besteden we extra geld aan vastgoed, ruimte om te oefenen, bedrijfsvoering en beveiliging. Kernwoorden waren: Sterk, Slim en Samen.

Er wordt dus een volwaardig Nederlands tankbataljon opgericht, inclusief de ondersteunende en instandhoudingsorganisaties. Ook aan opleidingen is gedacht. Het tankbataljon zal opgenomen worden in de 43e Gemechaniseerde Brigade en behoren tot het Regiment Huzaren Prinses Catharina- Amalia (RHPCA). Als cavaleristen zijn we natuurlijk zeer verheugd over deze stap. Na 13 jaar krijgt de Koninklijke Landmacht weer een eigen tankeenheid. Zoals de regimentscommandant RHPCA, kolonel Jeroen Theunissen schreef: ‘… fantastisch nieuws voor het Wapen der Cavalerie, dat hiermee weer een eigen bataljon krijgt. Daarmee wordt onze huzaren, korporaals, onderofficieren en officieren weer een aantrekkelijk perspectief geboden om ook na het eskadronsniveau aansprekende en uitdagende functies binnen ons Wapen te blijven vervullen.’

Nog niet alle uitdagingen zijn opgelost. Er is nog geen besluit genomen over de legering van het bataljon en waar de opleidingen moeten gaan plaatsvinden. Zowel midden-Nederland als Lohheide (Bergen-Hohne) in Duitsland blijven opties. Wel wordt het een volwaardig bataljon met 44 tanks, dus drie tankeskadrons en een stafeskadron, en enkele tanks voor opleidingen. Voor het type tank kiezen we ervoor om aan te sluiten bij onze strategische partner Duitsland, die ook extra gevechtstanks gaat aanschaffen. Het wordt de Leopard-2A8. De tanks moeten nog worden besteld, over vijf jaar moet het nieuwe tankbataljon operationeel gereed zijn.
 

De Leopard-2A8.
Een tankbataljon omvat in materiële zin naast gevechtstanks ook, op de taak gedimensioneerde, organieke gevechtsondersteunende capaciteiten (combat support) en logistieke capaciteiten (combat service support). Voor de brief van de minister van Defensie aan de Tweede Kamer zie het artikel ‘Een Nederlands tankbataljon’ in de VOC-Mededelingen 2024 -Q1.

Ondanks de juichstemming willen we als redactie toch enkele relativerende opmerkingen plaatsen. Hoewel de reacties in de pers en onder de bevolking over het algemeen positief zijn, worden er ook enkele opmerkingen geplaatst of dit niet een ‘stap terug’ is, waarbij de kwetsbaarheid ten opzichte van drones als argument wordt gebruikt. Wij vinden van niet. Het verplicht ons wel om zowel de kracht als de kwetsbaarheden van de tank op het Oekraïense slagveld grondig te bestuderen en nieuwe tactieken te ontwikkelen. Het tankoptreden uit de vorige eeuw tijdens de Koude Oorlog is niet het tankoptreden van deze eeuw. Verder moeten wij de komende decennia aan de vernieuwing van het tankplatform denken. De kern van tankoptreden blijft de combinatie van vuurkracht, mobiliteit en incasseringsvermogen en dan liefst met enige massaliteit. In een eerder artikel in dit blad hebben kolonel van Dalen en de toenmalige ritmeester Borgman al eens gewezen op het belang van een mogelijke verschuiving in de toekomst van een direct vurend platform naar een indirect vurend (zelfstandig) platform en de verdere integratie met drones, Cyber, Elektromagnetische Activiteiten (CEMA) en robotica (het artikel ‘Next Generation Tanks: Firing or launching?’ in de VOC-Mededelingen 2019-Q3). Dit aspect wordt in het nieuwe tankbataljon meegenomen door er onbemande systemen in een ondersteunende rol voor te ontwikkelen. Deze systemen worden geïntegreerd in het nieuwe tankbataljon, dus over 5 jaar gereed gesteld. Het nieuwe tankbataljon is daarmee het begin van een nieuw continu doorlopend proces om mobiele, goed beschermde slagkracht weer terug te brengen op het slagveld.
 

Zwaardere gevechtscapaciteiten voor het landoptreden.
Naast de terugkeer van de tanks, ondergaan ook de Boxer pantserinfanterievoertuigen van de 13 Lichte Brigade een midlife update, waarbij de mitrailleur .50 wordt vervangen door een snelvuurkanon.

Een tweede opmerking is het belang om als cavalerie zelf capaciteit vrij te maken om de totstandkoming van dit tankbataljon in eigen hand te nemen. Zo snel mogelijk. Er moet denk- en organiserende capaciteit vrijgemaakt worden om na te denken over vorming, opleiding, training, schiettechnieken, tactieken, instandhouding, recovery op het slagveld en vernieuwing van deze tankeenheid. Ook vorming (esprit de corps) van de tankeenheid moet niet worden vergeten. Het gaat hierbij niet om ‘zilver’ maar om ‘platina’. Het staalblauw van Regiment Huzaren Prinses Catharina-Amalia moet staan voor moderniteit, energie, vernieuwingskracht, jeugdigheid, lef en robuustheid. We moeten ook niet in ‘regimenten’ denken, maar iedereen bij deze tankeenheid verwelkomen die kracht, energie, creativiteit en lef uitstraalt. Ook bij het Regiment Huzaren van Boreel en zelfs bij andere regimenten en korpsen lopen voldoende mensen rond met de juiste instelling. Hierbij denken we natuurlijk ook aan het kader en de korporaals en huzaren van het oude Opleidings-, Trainings- en Kennisbehoud Peloton Tankoptreden en het Nederlandse eskadron van het Duitse Panzerbataillon 414. Tenslotte hebben we deze eenheden in het verleden opgericht om de kennis van het tankoptreden te behouden en uit te breiden. Dit is onze kans.

We eindigen met nogmaals onze blijdschap uit te spreken over de herrijzenis van ’tankbataljons’ en hopen dat de grensverleggende, energieke en krachtdadige geest van de vooroorlogse Eskadrons Pantserwagens, de Afdeeling Vechtwagens van het KNIL (Mobiele Eenheid 1942 te Java), de ‘vechtwagen’ eskadrons van het Regiment Huzaren van Boreel (Nederlands-Indië) en de geest van het 4e Bataljon Zware Tanks (1953, Sherman tanks, begin mechanisatie), evenals de 12 indrukwekkende tankbataljons van de Koninklijke Landmacht tijdens de Koude Oorlog, zal worden voortgezet. Panzer Hurrah.
 

 

HERINNERINGEN AAN MIJN DIENSTTIJD

DIENSTPLICHT

Luitenant-generaal Nico Tak

 

In deze editie van de VOC-Mededelingen staat een artikel over de grenzen van vrijwilligheid en het belang van de dienstplicht. Een veelgehoord tegenargument is de vermeende lagere kwaliteit van de dienstplichtigen, vooral die in de Russische Federatie. Deze discussie is relevant omdat, tegen de achtergrond van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne, in veel Europese landen de discussie over een vorm van dienstplicht weer oplaait en ook onze laatste Defensienota verwijst ernaar. Daarom wil ik graag mijn eigen ervaringen uit de jaren ’80 als PC, PLv EC en EC bij 43 Tankbataljon met u delen.

In de jaren ’70 en ’80 was de 41 Pantserbrigade in West-Duitsland gelegerd als deel van wat we nu de Foreward Presence (of Forward Land Forces) noemen en ze stond op een hoge graad van gereedheid (4 tot 6 uur). Nederland had ervoor gekozen om verantwoordelijkheid te nemen in de verdediging van frontstaat Duitsland, wij beseften dat onze nationale veiligheid daar begon. Daarnaast waren we een doorvoerland voor grote Amerikaanse en Britse eenheden, met een taak die tot in de puntjes was voorbereid. We werkten van maandag tot en met zaterdag 13.00 uur en moesten ons zaterdagavond om 19.00 uur en zondagmiddag 12.00 uur melden op de dagkamer van het eskadron en zondag om middernacht was iedereen weer verplicht op zijn kamer. Dat alles om zeker te stellen dat iedereen binnen uren bereikbaar was. Deze perioden van ‘Paraatheid, werd om de zoveel weken afgewisseld met een 4-daagse of 10-daagse verlofperiode. De parate periodes kenden vele oefeningen, maar in de weekenden werd er ook regelmatig ontspanning voor de mannen georganiseerd. De onderlinge band in deze eenheden was zeer hecht en bij het laatste appèl aan het einde van de lichting werd meestal menig traantje weggepinkt.

Onze dienstplichtige collega-officieren werden na een strenge selectie opgeleid aan de School Reserve Officieren Cavalerie. Daarna werden ze als kornet pelotonscommandant. Meestal iets ouder dan hun beroepscolleg’s en goed opgeleid, waren ze veelal iets volwassener dan hun KMA of OCOSD- collega’s, zoals ik. Hun belevingswereld sloot goed aan bij de dienstplichtige wachtmeesters en huzaren waar ze leiding aan gaven en ze leerden buitengewoon snel. En ik leerde op mijn beurt ook weer van hen. Naderhand kwamen velen van hen, mede dankzij hun praktische ervaringen bij de Landmacht, in goede banen terecht in het bedrijfsleven of anderszins. De dienstplichtige huzaren en wachtmeesters waren ook goed opgeleid in Amersfoort en ze vormden na een paar oefeningen hechte eenheden. Veel dienstplichtigen kozen trouwens na het vervullen van hun dienstplicht voor beroepskaderfuncties (via KMS, OCOSD of KMA) of voor een 4- of 5-jarig beroepscontract voor wat toen Technisch Specialist heette. Dat waren de zogenaamde TS-ers.

Op tactisch gebied konden onze eenheden zich goed staande houden ten opzichte van onze Britse en Amerikaanse beroepscollega’s en op het gebied van tankschieten waren ze in internationale wedstrijden zelfs regelmatig de baas. In geval van oorlog werden de eenheden gemobiliseerd en binnen 96 uur stonden er drie divisies in de verdediging. Kortom: ons legervormingssysteem met als kern dienstplicht, zat goed in elkaar en voorzag in goed opgeleide en geoefende eenheden. Dienstplicht kent voor- en nadelen, maar ook met dienstplichtigen kun je dus een voor haar taak berekend leger vormen. Ik kan hier uit eigen ervaring over meepraten. Als we onze vrijheid en die van anderen willen verdedigen, moet onze krijgsmacht tijdig meegroeien met de dreiging die zich inmiddels duidelijk aftekent. Als trouwe NAVO-bondgenoot moeten we net als voorheen bijdragen aan de afschrikking en de verdediging van het bondgenootschap, ook buiten ons eigen kleine grondgebied. Niet alleen treuren om eigen leed op 4 mei en uitbundig vrijheid vieren op 5 mei, maar ook actief bijdragen aan de vrijheid van anderen zoals anderen dat voor ons hebben gedaan. Alleen zo kunnen we een volgende oorlog voorkomen.