1RH: Militairen die na de capitulatie zijn gesneuveld.

 
ALGEMEEN.
Dit hoofdstuk schetst de gesneuvelden en gevallenen van het 1e Regiment Huzaren die in de oorlogsjaren zijn omgekomen. Het betreft mensen, die niet op het monument voorkomen maar soms op andere plaatsen zoals bijvoorbeeld, in de “Digitale Erelijst Gesneuvelden” en dus nu ook op de website van het Regiment Huzaren van Sytzama.

UITZONDERINGEN.
Er is iemand bij die op “normale gronden” is veroordeeld voor een misdrijf in oorlogstijd. Hij komt derhalve op geen enkele lijst voor.
Een tweede uitzondering is een voormalig pelotonscommandant bij het 1e Regiment Huzaren in de “Meidagen 1940” en lid van het Verzet, die in 1945 zich vrijwillig heeft aangemeld en bij het Korps Mariniers gedurende de Politionele acties in Indië is gesneuveld.

 

DE NAMEN EN HET MONUMENT.

1: Veel van de mannen die werden gedemobiliseerd gingen over naar de Marechaussee, duidelijk is dat hier te zien. Op de foto twee van de initiatiefnemers van het Monument in Voorthuizen.

 

 
Het is erg moeilijk om namen te vinden uit die tijd. Toen het monument werd voorbereid bleek al hoe moeilijk dat was. Dat is onder andere te zien aan de vierde naam op het monument. Die naam is verwijderd omdat betrokkene, die in Voorthuizen woonde, zijn naam zag staan bij de voorbereiding(en).
Hij heeft verzocht die naam te verwijderen, hetgeen is gebeurd nog voor de onthulling.

DE NAMEN.
Na de capitulatie in mei 1940 moest iedereen zich melden om te worden gedemobiliseerd. Ook voor de soldaten die terugkeerden uit krijgsgevangenschap was er registratie. Dat was nodig om zodoende bij de lokale autoriteit aan te tonen dat ze weer aan het “normale” arbeidsproces deel konden nemen of om een uitkering te kunnen krijgen. Daar werden in juni 1940 lijsten voor gemaakt, maar met name de korporaals en huzaren komen daar nauwelijks op voor. Zie het voorbeeld:

 

2: Een oorspronkelijke demobilisatielijst van 1-1RH.
Alleen het kader is geregistreerd, de “overigen” slechts in aantallen.

3: Een gedetailleerde naoorlogse lijst gemaakt door res Elnt van Hasselt die
voor mei 1940 een tijdje Commandant Mitrailleureskadron 1RH is geweest.
Later is hij ingezet op het Eiland van Dordrecht bij een Wielrijders eenheid.

4: Deze lijst is zo gedetailleerd dat zelfs Anton (de mascotte) is vernoemd.

 

 
Veel gemeenten en registratie organen lieten die namen verdwijnen om zo de Duitsers dwars te zitten. Die slechte registratie had verschillende redenen. Een voorbeeld ziet u ook op deze afbeelding. Foto 2 een demobilisatielijst van het 1e Eskadron (van Ritm. Cnopius) rechts een lijst die na de oorlog is opgemaakt van het Mitrailleur Eskadron. De korporaals en Huzaren kregen wel een getekend formulier met daarop gegevens die aangaven dat ze voor uitkering of andere zaken in aanmerking kwamen. Velen hebben ter plaatse een overeenkomst gesloten met de marechaussee. Het is frappant dat zoveel mannen overgingen naar dit op dat moment niet Koninklijke wapen, maar dat was toen nog niet bekend.
Een paar namen worden in dit artikel iets uitgediept sommigen meer dan anderen. Ze staan in willekeurige volgorde. Zoals gezegd komen ze niet voor op het monument.
 

 

 

Ritmeester L.C. CNOPIUS, *29-10-1900, †14-05-1940, Haarzuilens, Zelfdoding.


De Ritmeester komt niet voor op het Monument in Voorthuizen. Hij staat wel in de lijsten en eretafels van de OGS hetgeen een rehabilitatie zou kunnen betekenen. Rehabilitatie? Waarom?
Tijdens de “Algehele Mobilisatie 1939” was hij net weer terug “bij de paarden”. Hij kwam van het 2e Eskadron Pantserwagens. Daar was hij een gezien man. Bij “de paarden” was hij een begenadigd ruiter en behoorde tot de kring die veel wedstrijden reed. Zoals Pahud de Mortanges en zijn Regimentscommandant LKol Camerling Helmolt.
In de meidagen 1940 werd hij de EC van het 1e Eskadron-1RH (bereden). Toen C-Veldleger in de avond van 11 mei 1940 bepaalde, dat alle eenheden “te paard” uit voorste lijn weg moesten, was hij erg boos. Cnopius werd met zijn eskadron terug gedirigeerd richting verzamelgebied Haarzuilens binnen “de Vesting Holland”. Via “Huis ter Heide” kwam hij bij “Kasteel de Haar” in Haarzuilens. Van daaruit werden patrouilles gedaan richting Loenersloot en Vreeland. Daar werden mensen opgepakt die als “gevaarlijk” te boek stonden (o.a. NSB’ers). Hij had een hekel aan deze Politiedienst. Ook het bewaken van de bruggen in de Provinciale weg Hilversum naar Amsterdam was geen favoriete bezigheid.
 

7: Uit het verslag van de Regimentsartsdokter Winters. (Bleek later een NSB er te zijn!). De motor ordonnansen die de gewondenkaarten naar Utrecht brachten zijn onderweg door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt.

Op de avond van de capitulatie heeft hij zich met zijn dienstpistool het leven genomen. Daarvoor waren twee redenen. Als eerste de frustratie rond zijn gedwongen optreden in die Meidagen maar ook zijn Joodse achtergrond. Hij zag “iets aankomen”. Zelfdoding of ook zelfmoord was een beladen zaak in die tijd. Dat en het feit dat er geen directe vijandige oorlogshandeling had plaatsgevonden, was reden hem niet op het monument op te nemen.

 

Huzaar C. ZAAL, (Cor), *10-01-1917, †15-05-1941. Ziekenhuis Arnhem, Overleden.


9: Zijn graf draagt geen onderdeelaanduiding wel een foto in een medaillon.

Hij staat ook niet op het monument. Dat kan ook niet want het monument was in maart 1941 opgericht en onthuld. Hij is op 15 mei 1941 overleden. Hij maakte deel uit van het 4de Eskadron-1RH (Ritm de Vries † (BK) het peloton van opper van Melick † (BK) (ook gesneuveld). Tijdens de gevechten in Achterveld raakte Cor Zaal zwaar gewond aan een arm en schouder. Bij boerderij “de Fliert” is hij geborgen en naar een Ziekenhuis in Arnhem gebracht. Daar is hij op 15 mei 1941, dus precies een jaar later alsnog aan zijn verwondingen overleden. Na een korte periode te zijn begraven op “Moscowa” in Arnhem zijn de stoffelijke resten alsnog overgebracht naar Vinkeveen, (het huidige Ronde Venen), waar hij vandaan kwam. Daar ligt hij nog in een door de OGS beheerd graf. Zijn naam staat op een lokaal monument.

 

Huzaar A.A. EKKER, (Anthonie), * 18-04-1911, † 20-01-1943. KL Herzogenbusch (Vught), Vermoord.


Huzaar A.A. EKKER, (Anthonie), * 18-04-1911, † 20-01-1943.
KL Herzogenbusch (Vught), Vermoord.
Over hem is in het blad “Wij Huzaren ” van 2010 nummers 1 en 2 verslag gedaan over de zoektocht en de resultaten daarvan. De uitreiking van het Mobilisatie Oorlogskruis aan zijn zoon was een hoogtepunt. Dit is het relaas wat toen is gepubliceerd:
Eind 2008 kwam er via de website van het Regiment Huzaren van Sytzama en de mail een bericht. De familie Luppens had in de persoonlijke bezittingen van oud Wmr. Luppens, die pas was overleden, een boekje gevonden, met daarin voor hen onbegrijpelijke tekens en ook namen waaraan ze geen relatie konden verbinden. Deze Wmr. Luppens was groepscommandant geweest in de meidagen van 1940, bij het 3e peloton van het 5e Eskadron 1e Regiment Huzaren (3-5-1RH). Dat 1e Regiment Huzaren (1RH)werd ingezet tussen het Apeldoorns Kanaal en Amersfoort. Het heeft daar deelgenomen aan de zware gevechten, vooral bij Klaarwater en Voorthuizen, waarbij aanzienlijke verliezen zijn geleden. Voor de algehele reorganisatie van het Nederlandse Veldleger op de 1e mei 1940 heette de eenheid nog 15e Eskadron Wielrijders van de IVde Verkenningsafdeling. Dat blijkt ook uit de aantekeningen van Wmr. Luppens. Op een van de pagina’s komt de naam Ekker A.A. voor, met daarachter alle gegevens die wij als militair ook in ons appèlboekje schreven. Hij blijkt dan ook dat hij niet was uitgerust met een karabijn maar met een revolver (nr. 22913). De reden daarvoor was, dat hij de functie had van helper lichte mitrailleur. Samen met de schutter J. Brouwer. Ook weten we het nummer van zijn rijwiel: 114. Op een van de volgende pagina’s in het boekje komt zijn naam voor met een bijgeschreven tekst. (zie volgende foto’s 10 en 11).
 

10: Bladzijde uit het zakboekje van Wmr Luppens.

11: Bladzijde uit het zakboekje van Wmr Luppens.

De bijschriften van de andere twee namen zijn in zoverre interessant dat de eerste is gestorven, maar de tweede, Meijer, staat vermeld als gesneuveld in 1940. Dat laatste is nog in onderzoek, want hier kan bedoeld worden “1940 gesneuveld” in de breedste zin dan wel kan het zijn dat hij is omgekomen in een kamp?! Meijer suggereert een Joodse naam. Omdat er nogal wat zijn is het uiterst moeilijk die naam te vinden, wanneer de geboortedatum ontbreekt. Hij komt niet voor in de lijsten met gesneuvelden uit de meidagen 1940, of in het boek “Doodenwacht bij onze Gevallenen” door G.H. Hoek. Het onderzoek naar dpl. Huz. Meijer loopt dus nog steeds (2015). Terug naar de tekst achter de naam van dpl Huz Ekker. De tekst “gefusilleerd”, geeft aan dat er iets bijzonders moet zijn gebeurd. Om zeker te zijn dat het hier om Antonie Arend Ekker gaat, die als helper lichte mitrailleur voorkomt, is in Kerkrade een Uittreksel Staat van Dienst opgevraagd en gekregen en inderdaad; het betreft hier dezelfde persoon.(zie foto 12).
 

12: Uittreksel Staat van Dienst.

Hier wordt duidelijk bevestigd dat het dezelfde Antonie Arend Ekker is. In de laatste regel staat: “Overleden in het concentratiekamp Vught (Noord-Brabant) de 20 jan 43”.

Een tekst die veel zegt en duidelijk is. Ook is zijn naam opgenomen in het Slachtofferregister van de Nederlandse Oorlog Graven Stichting (OGS).
(https://oorlogsgravenstichting.nl)
Met deze gegevens is gezocht naar contact met eventuele familie en dat contact is dan ook tot stand gekomen. Na telefoongesprekken werd onder andere zijn oudste zoon gevonden. Deze heeft belangrijke informatie gegeven maar had ook een aantal vragen. Vooral vragen op het gebied van verwerking en waarom bijvoorbeeld zijn vader nergens was vermeld op enig monument. Dat kwam omdat de zaak niet bekend was bij de daarvoor verantwoordelijken. Tevens is het zo dat het monument voor de gevallenen van het 1e Regiment Huzaren in Voorthuizen reeds in 1941 is onthuld en eigendom is van de gemeente Barneveld
Na het contact met de familie is besloten om over Antonie Arend Ekker die gegevens te verzamelen die konden bijdragen tot een bredere bekendheid. Niet alleen de bekendheid maar hem tevens die eer te geven die hij toch zeker verdiend als een van de mannen van het voormalig 1e Regiment Huzaren.
De familie heeft informatie verstrekt, die deels ook is te vinden, op de website van Nationaal Monument Kamp Vught
(www.nmkampvught.nl)
Op deze site, staat onder de kop omgekomen, bij de letter E: zijn naam, een foto en een korte beschrijving, met betrekking tot wat hem is overkomen.

SAMENVATTING.

Distributiebonnen.
De res kapitein der Infanterie Kiers helpt – vooral Joodse – mensen in Zwolle aan onderduikadressen. Zij moeten ook worden voorzien van voedsel. Dit is alleen mogelijk via illegale kanalen. Een ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Zwolle, de heer Hutten, is de spil van een verzetsgroep die zich bezighoudt met het organiseren en verspreiden van distributiebonnen. Tot deze groep horen Anthonie Ekker, Roelof Onstwedder en Oldenhof. Roelof Onstwedder (zwager van Antonie). Oldenhof heeft een brood en banketbakkerij op ’t Eiland in Zwolle
Antonie Ekker, Roelof Onstwedder en bakker Oldenhof worden op 25 augustus 1942 opgepakt door de Zwolse Politie. Door het Gerechtshof in den Haag worden zij veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf wegens handel in distributiebonnen. Via het “Oranjehotel” in Scheveningen komen ze terecht in Kamp Amersfoort. Bij zijn aankomst daar weegt Antonie 58 kg.

Konzentrations Lager Herzogenbusch (Kamp Vught).
In januari 1943 worden de eerste gevangenen vanuit Kamp Amersfoort overgebracht naar het nog in aanbouw zijnde Kamp Vught. De omstandigheden zijn er bitter slecht. Het is volop winter, maar in de barakken zijn de vensters nog niet voorzien van glas. De keuken voor de gevangenen functioneert nog niet en het drinkwater is van onvoldoende kwaliteit. Ook ontbreekt het aan de meest elementaire medische voorzieningen. Antonie komt doodziek aan in Kamp Vught als gevangene 2367. Hij wordt overgeplaatst naar de ziekenbarak, waar hij op 20 januari 1943 sterft aan honger en uitputting.

Zijn echtgenote Jacoba Ekker Onstwedder.
Ook Roelof Onstwedder overleeft de barre omstandigheden in Kamp Vught niet. Jacoba verliest binnen een paar weken haar man en enige broer. Bakker Oldenhof wordt eind februari 1943 vrijgelaten uit het Kamp Vught, de opgelegde straf van vijf maanden is dan verstreken. Hij vertelt de familie over de laatste dagen van Antonie en Roelof en over wat zij in gevangenschap hebben moeten doorstaan.
In het grootste archief ter wereld, in Bad Arolsen (Dld) is een kopie van zijn overlijdensakte gevonden. (zie foto 10). Deze kopie komt uit het officiële “Sterbebuch” van de toenmalige Gemeente Vught, waarin alle overledenen ook uit het Konzentrationslager Herzogenbusch werden bijgehouden. Dit boek werd officieel een bijlage van de Stammbücher van de Gemeente Berlijn en zijn alle bewaard. Ze zijn opgeslagen bij het ITS, the International Tracing Service
(arolsen-archives.org/”) een onderdeel van het Internationale Rode Kruis. Het zetelt in Bad Arolsen en beheert 17 miljoen dossiers.
 

13: De overlijdensakte

Uit dit document blijkt dat de akte bijna een jaar na overlijden bij de familie is bezorgd en dat hij is overleden aan zoals dat werd genoemd: “Herz und Kreislaufschwäche”. Dit laatste gegeven komt eigenlijk standaard voor bij overleden kampbewoners en betekent dus door pure uitputting vanwege verwaarlozing door het kamppersoneel. Kortom u kunt zich met de huidige ter beschikking staande gegevens een beeld scheppen van wat zich daar heeft afgespeeld. Een van die zwartste bladzijden in de geschiedenis.
Hij is uiteindelijk, na sectie, gecremeerd en later in de Grote Asput bijgezet vanuit een andere “kuil waarin de as was gedumpt!” Deze Asput bevindt zich nu bij het Crematorium in het Nationaal Monument Kamp Vught. Er bestaat van hem dus geen graf.
 

14: De Asput in Nationaal Museum Kamp Vught achter het Crematorium.

Om enigszins recht te doen aan zijn dappere strijd en zijn extreem lijden is voor Huzaar A. A. Ekker een onderscheiding aangevraagd. De Vriendenkring “Wij Huzaren”, die vooral de tradities voortzet van het voormalig 1e Regiment Huzaren, heeft in overleg met de familie gekozen voor het “Mobilisatie Oorlogs Kruis”. Deze onderscheiding is een tijd niet beschikbaar geweest maar nu weer aan te vragen.
(www.onderscheidingen.nl/nl/medailles/ww2/mok.html)
De minister heeft dan ook gunstig gereageerd op de aanvraag en op 11 mei 2010, bij de Herdenking van de Gevallenen van het 1e Regiment Huzaren in Voorthuizen, is de onderscheiding, met oorkonde postuum worden uitgereikt aan de familie van wijlen Dienstplichtig huzaar Antonie Arend Ekker, van het 3e pel-5e Eskadron-1e Regiment Huzaren.

 

Huzaar E. Thoma, (Egbert [Eiber]), *09-04-1917, †04-05-1943. Glimmen (Haren), Gefusilleerd..

15: Het pamflet met de namen van de gefusilleerden.

16: Het monument bij Appèlbergen.

Naar hem is nog onderzoek voor details. Hij werd samen met 2 anderen op 4 mei 1943 voor de aardappelmeelfabriek “De Woudbloem” in Scharmer (Slochteren), gefusilleerd. Alle drie hadden ze deelgenomen aan een grote staking. Er werden in totaal vierendertig vonnissen voltrokken en de stoffelijke overschotten verzameld.
Ze werden, als extra straf, op een onbekende plaats begraven, maar aldus Duitse verklaringen; wel “allemaal bij elkaar”. Dat zou zijn gebeurd in een moerassig gedeelte van een militair oefengebied onder Groningen, “de Appèlbergen” (Haren). Na de bevrijding zijn op 30 november en 01 december 1945 van de 34 vermiste slachtoffers er 19 gevonden aan de rand van het Grote Veen van de Appèlbergen te Haren. De andere 16, waaronder Egbert, bleven vermist. Er is met vliegtuigen en andere moderne middelen gezocht, maar tevergeefs. In 2014 wordt een nieuwe actie ondernomen.

 

Reserve Eerste Luitenant J.G.W.H. Baron van Sytzama, (Hans), *07-11-1900, †13-04-1945. Brummen, Vermoord.

17: Hans van Sytzama.

18: Hans van Sytzama na zijn beëdiging. Hij draagt een onbekende onderscheiding aan de rechterkant.

Hij was reserve officier bij het 1e Regiment Huzaren. Hij was niet opgeroepen bij de Mobilisatie. Beschuldigd van illegale activiteiten en als represaille werd hij, met anderen, opgesloten in de kelders van landgoed “Groot Engelenburg”. Hans Sytzama werd als een van de “8 van Brummen” op 13 april 1945 door Nederlandse SS’ers en politie vermoord. Ze werden met tweeën aan elkaar gebonden door middel van nekschoten “afgemaakt”.
En dat terwijl de Canadezen vlakbij bezig waren met voorbereidingen tot rivier overgang over de IJssel.
 

19: Huize den Engelenburg voorzijde.

20: Huize den Engelenburg achterzijde.

21: Huize den Engelenburg achterzijde met de vijver waar de stoffelijke overschotten in werden “gedumpt”. Vanaf dit punt heeft de boswachter volledig zicht gehad op de executies, zonder te kunnen ingrijpen.

22: Een stukje tekst uit het boek.

Het boek “Oorlog in een dorp aan de IJssel” (Brummen – Eerbeek 1940-1945) doet er verslag van. Voor het Gemeentehuis staat een monument voor deze slachtoffers.

 

Huzaar J. van der VEEN, (Jelle), *12-08-1919, †01-12-1944. Gevangenis Frankfurt, Executie.

23: De politiefoto.

24: De dossierkaart behorend bij zijn strafblad.

Hij was een Friese dienstplichtige van het 1e Regiment Huzaren en zou na de capitulatie in Barneveld zijn “blijven hangen”. Hij werkte voor de Baron van Nagell. Op of omstreeks 25-11-1943 zou hij, samen met ene Mulder, mevrouw Rachel Groenberg (een Jodin) om het leven hebben gebracht. Deze Rachel wilde een ander onderduikadres en dreigde volgens de twee man hen te verraden. Volgens Mulder en Van der Veen was het een liquidatie namens het verzet, omdat ze als onderduikster verraad wilde plegen. Achteraf zou zijn gebleken dat het moord was. Ze bleken van het slachtoffer sieraden en geld te hebben ontvreemd. Het verzet heeft steeds de opdracht tot liquidatie ontkent. Hij en zijn mededader Mulder, hadden de stoffelijke resten van hun slachtoffer verstopt.
Op 27-01-1944 is hij in Kamp Vught gevangen gezet met nummer 1573 en op 27-07-1944 overgebracht naar Utrecht (Wolvenplein). Vandaar getransporteerd naar een klein Concentratiekamp; Rodgau Dieburg (bij Frankfurt ). Vanuit dit kleine kamp is hij in de gevangenis van Frankfurt am Main, gevangen gezet met als gevangen nummer 699/44. Op 01-12-1944 is hij middels onthoofding met de guillotine (Fallbeil) terechtgesteld en zijn lichaam is aan de Universitätsklinik Frankfurt overgedragen.
 

25: De executie papieren en de overdracht aan het ziekenhuis.

 

Reserve Eerste Luitenant P.F.W. Baron van Till, (Paul), *21-05-1906, †07-03-1945. KL Buchenwald / KDO Ohdruf S III (Siegfried).

26: Paul Baron van Till.

Dit is de eerste van de twee waar langer bij wordt stilgestaan. Een waarschuwing vooraf dat het verhaal niet prettig is en een paar foto’s nogal aanstootgevend zijn. Tijdens een zoektocht in oude papieren werd een brief gevonden die was geschreven aan de toenmalig Regimentscommandant “Regiment Huzaren van Sytzama”. De LKol Beelaerts van Blokland. Hij kreeg deze brief van oud res Eerste luitenant van Hasselt, die voor mei 1940 bij het 1e Regiment Huzaren in het Mitrailleur Eskadron had gediend. Luitenant van Hasselt schrijft:
 

27: Citaat uit de brief van de Res Elnt van Hasselt.

 

“Baron van Till, Kranenburg de Vries Simon Thomas en Rink zijn gesneuveld (etc).”.

Vooral deze laatste alinea trok extra de aandacht en vooral nieuwsgierigheid en reden tot verder zoeken. Mede omdat deze namen deels niet voorkomen op het monument, maar wel weer in diverse herdenkingslijsten. Nu de naam maar vooral de tragedie erachter; Paul Willem Frederik baron van Till was de Gasofficier bij het 1e Regiment Huzaren. Dat was hij al heel lang met als onderbreking een korte herhalingsoefening bij 21 Regiment Infanterie. Hij heeft vrijwel jaarlijks na zijn eerste opkomst (04-10-1926) deelgenomen aan diverse herhalingen en vooral cursussen. Hij was geboren op Kasteeltje “Seijpesteijn” in Loosdrecht. De familie woonde in Oud Over en gehucht tegen een ander gehucht Loenen aan de Vecht. Paul doorliep de scholen en ging Rechten studeren als lid van de jaarclub R.E.I.G.E.R.
 

28: Aan de tafel zittend v.l.n.r.: Wijckerheld Bisdom, Haitsma Mulier, van Riemsdijk, Reuchlin, van der Wijck, van Rappard, van Hasselt, van Hugenpoth tot Aerdt, van Tuyll van Serooskerken. Staand: 7e van rechts (de twee omarmde heren) Loudon.

Na zijn studie ging hij werken als advocaat en procureur in Utrecht.
Van 01 oktober 1928 tot 01 juli 1929 volgde hij de SROC, Cursus 12 in Amersfoort.
 

29: 12e cursus SROC van 1 oktober 1928 – 1 juli 1929. Ritm. C.L. Hollertt (Cdt)(zittend midden);Elnt W. Kist (instr)(zittend 2 van re). Leerlingen: A.C. Bergsma; Jhr L.E.D.S. van Bönninghausen tot Hermekhave; F.P. Vl Driessen; F. baron van Imhoff; E.S. de Jonge; J.L. Maris; P. Nygh; P.J. Ootmar (zittend 1e van re); W. Prins; P.J.B. Ruys de Perez; P.F.W. baron van Till (staand 2e van re); Jhr O.A.E.E.L. Wittert van Hoogland.

Op 01-01-1930 werd hij reserve tweede luitenant en op 01-01-1934 reserve eerste luitenant bij het 1e Regiment Huzaren. Tijdens de Mobilisatie en de oorlogsdagen in mei 1940 maakt hij deel uit van de Staf van het 1e Regiment Huzaren. Hij werd krijgsgevangen gemaakt maar in juni 1940 keerde hij daaruit terug.
Er is weinig bekend over de periode van na de capitulatie tot zijn arrestatie. Hij ging in het Verzet en hielp Joden, is het enige wat steeds opduikt. Op 2 augustus 1943 wordt hij voor die illegaliteit gearresteerd en in Amsterdam in voorarrest gehouden. Daarna wordt hij in Kamp Vught geïnterneerd.
 

30: Inschrijfkaart tevens werkkaart van Kamp Vught.

Hij kreeg nummer 6867 en werd geplaatst in het “Judendurchganslager”. Dus niet in het “Schutzhaftlager”. Hij bleek van (deels) Joodse afkomst. Vanuit Vught is hij op een bepaald moment naar Kamp Westerbork verplaatst en vandaar met het beruchte “laatste transport op 06-09-1944” gedeporteerd naar KL Bergen Belsen
Hij staat op een lijst van ongeveer “60 straffällige Mischlinge”. Dat waren Joden met een “abgelaufen Genehmigung”, “een Sperre” om niet te worden gedeporteerd. Hij had die “Sperre” verloren door illegaal werk. “Mischling” was een term voor iemand die joodse voorouders had in een bepaalde graad. Vanuit KL Bergen Belsen is hij op 19-12-1944 in KL Buchenwald aangekomen met een groot transport.
Hij krijgt daar het nummer 59583. Dat nummer was van een pas overleden gevangene en hij wordt ingeschreven.
 

31: Hij krijgt om onduidelijke redenen bij binnenkomst in Buchenwald geen nieuw nummer maar het nummer van een pas overleden andere gevangene Nummer 59583 van Marton Biro.

32: Naam Lijsten van 19-12-1944 in Buchenwald van Bergen Belsen.
Het transport wordt deels ondergebracht in Barak 59 en Barak 41.

33: Lijst 2 van het Bergen Belsen transport naar Buchenwald.

34: De Inschrijfkaart, die hij vrijwel zeker zelf heeft ingevuld. Hier staat zijn adres wel goed op terwijl op de volgende registratie diverse fouten zijn te zien. De N staat voor Niederländer. De term “Holl Mischling I Gr” staat voor: Nederlander met “gemengd” bloed 1e Graad. (Joodse voorouders). Toch wordt steeds de term “Politiek gevangene” gebezigd in getypte stukken.

Hij krijgt een “plunje”, of iets wat daarop lijkt. Het is belangrijk naar de datum te kijken 19 december 1944. In relatie tot wat hij krijgt aan kleding!
1 muts, 1 jas, 1 jack, 1 broek, 1 overhemd, 1 onderbroek, 1 paar schoenen en 1 paar kousen. Ook krijgt hij een “Postkarte”, een kaart waarop ingaande en uitgaande post wordt bijgehouden.
 

35: Zijn Kampidentiteitskaart. Gebruikelijk was er ook nog een foto op te plakken, maar dat is hier achterwege gebleven. De stempel met de term foto betekent: Gefotografeerd voor en door ITS. Rechtsboven op het formulier is de driehoek met de letter N zichtbaar, hetgeen impliceert dat hij een politieke gevangene was. Was hij als Joods geregistreerd geweest dan had de letter J in een gele driehoek gestaan. Mischling komt wel steeds overal voor.

36: Zijn “PSU” Kaart!

37: Op deze kaart kon de in en uitgaande post die hij mogelijk zou krijgen en verzenden worden geregistreerd.

Blijkens de transportbrief en lijst wordt hij ingedeeld in Block 59 (Barak 59). In het zogenaamde “Kleines Lager”, oorspronkelijk een soort quarantaine gebied. KL Buchenwald was toen al overvol en het sterftecijfer lag heel erg hoog.
Deze barakken zijn nu afgebroken en er is nu exact op die plek een monument geïnstalleerd. Een aantal bronzen platen in vele talen geven het verdriet weer. Hier legde President Obama zijn krans terwijl dat Ohrdruf had moeten zijn. Daar was immers zijn oudoom geweest. Op 8 januari 1945 wordt een transport samengesteld van ongeveer 500 gevangenen die naar “Aussenlager / Aussen Kommando’s” worden gedeporteerd. KL Buchenwald had ongeveer 200 van deze “buiten kampen”. Ohrdruf en Crawinkel waren zeer berucht. De gevangenen deden “betaald” werk. Dat wil zeggen de SS levert personeel en wordt daarvoor betaald, dus niet de gevangenen. Het geld gaat dus in eigen “zak”. Let op de aantekening “GELD” boven aan de lijst.
 

38: De transport lijsten naar Ohdruf S III. De lijsten met de namen die vrijwel direct na aankomst werden doorgestuurd naar Ohrdruf SIII. Het is de lijst waarmee de SS het geld incasseerde, vandaar de term “Geld” bovenaan het eerste vel. Op 19 december in Buchenwald aangekomen en op 8 januari naar SIII gestuurd.

 

Het waren kampen waar alleen vernietigd werd.

En dan bedoel ik mensen!

 

39: Dit is de barak (Barak 59) waar Paul Baron van Till werd ondergebracht in Buchenwald. Dit deel van het kamp was links achterin. Het behoorde tot het zogenaamde “Kleines Lager” en was oorspronkelijk een quarantaine kamp. Nog verder naar achter lag het deel met de kinderen.

40: Dit is exact de plek waar Barak 59 heeft gestaan in Buchenwald. Nu is er het Internationale monument met de plaquettes.

Het Kamp Ohdruf Siegfried III was gesitueerd in de buurt van een object wat heden nog steeds een dagelijkse bron van zorg is voor de autoriteiten. Het ligt in een (reeds eeuwenoud) Militair Oefenterrein maar blijkt nu, tot op de dag van vandaag, op diverse plaatsen sterk radioactief besmet. Dit door in de berg uitgevoerde experimenten met de “Zwaar Water Bom”, de Duitse versie van de Atoombom. Het complex was helemaal getunneld met 19 hoofdtunnels en ontelbare vertakkingen.
In Nordhausen in de Harz, was het Kamp “Dora” Mittelbau III, daar was onder andere een onderaardse V2 fabriek. Daar is kortgeleden zo’n gang weer geopend. Gaan kijken is een optie. Maar u bent gewaarschuwd.
De legenden en vermoedens met betrekking tot de “Wolfschanze” waren wel degelijk waar. Alleen werden die legenden steeds in Beieren geplaatst terwijl het eigenlijk Ohrdruf / Crawinkel was. Een immens werk wat tienduizenden slachtoffers heeft gekost.
 

41: De Berg even buiten Ohrdruf, waar Siegfried III werd gebouwd.

42: Het werk aan en in de Berg Siegfried III.

Er was in februari 1944 al geen brandstof meer om de crematoria te voorzien zodat de verbrandingen moesten worden gestopt en de stoffelijke resten lagen dus overal in en rond het kamp. Er is geprobeerd met improvisatie sporen van de massamoord te wissen maar dat is gewoon mislukt.
 

43: Een deel van het Lager Ohrdruf.

44: Eisenhower met naast hem Bradley en Patton (geheel rechts met rijbroek) krijgen uitleg van een kamplid (de man in burger) over een geïmproviseerd crematorium in KL Ohrdruf Siegfried III ( SIII).

Op 8 januari is Paul in Ohrdruf aangekomen en in Block 12 geplaatst.
Hij is op 7 maart om 0700 uur overleden aan hartstilstand.
 

45: De rapportage aan de Lagerarts van het “Hoofdkamp Buchenwald” betreffende de overleden arbeiders. Deze registratie was nodig voor de “geldelijke administratie”.

Om de registratie op orde te houden moest de rapportage rond zijn. Dat was overigens meer een zaak van de schrijvers en klerken, die ook gevangenen waren. Zij hielden zichzelf op die manier ook in leven. Toch moest het systeem kloppen en er moest worden betaald. Vandaar dat de Lager Arzt (kamparts) van Ohrdruf Sonderlager Siegfried III (Codenaam S3) op 29 maart 1945 naar het Hauptlager (Hoofdkamp) KL Buchenwald een maandrapport stuurt aan de Politieke Afdeling waarin hij aangeeft wie van de lijsten af moet worden gevoerd.
Ook daarin staat dat Paul op 7 maart om 07.00 uur is overleden.
“An: Herzschwache bei Magen – Darmkatarr”Op 4 april 1945 wordt Ohrdruf bevrijd door Amerikanen. ’s Morgens rijden twee verkenningsjeeps de poort binnen en vinden de chaos.
Ohrdruf was het eerste Concentratiekamp wat door de Amerikanen werd bevrijdt.
De US 89e Infanterie Divisie trekt het kamp binnen en wordt daags erna afgelost door de US 4e Infanterie Divisie. Bij de 89e Infanterie Divisie diende de oudoom van Barrack Obama genaamd Charles T. Payne
Er zijn nog meer gegevens daarover, maar dat gaat erg lang duren. Wel heeft Eisenhower bevolen de bevolking van Weimar te laten zien wat het Nationaal Socialisme met mensen deed en dat was niet vrijwillig.
 

46: Eisenhower gaf persoonlijk opdracht de Duitse bevolking op te trommelen om de verschrikkingen te zien. Nadat de burgemeester en zijn vrouw de ellende hadden gezien pleegden ze zelfmoord en zij niet alleen.

Eisenhower was er op 12 april op bezoek geweest en zijn dagboek schrijft hij: “George wilde niet naar binnen omdat hij er niet tegen kon!”. Bedoeld wordt generaal George Patton. Overigens schrijft Patton ook hetzelfde over zichzelf in zijn eigen dagboek. Waarom steeds met data van overlijden is geschoven is niet bekend. Het is nu wel zo dat de familie met deze laatste gegevens bij de diverse instanties alles heeft rechtgezet. Ook de familiekroniek is nu juist bijgewerkt en Paul mag rusten in vrede.
 

47: De plaquette met daarop de naam van Paul Baron van Till die in de Baliekamer van de Rechtbank in Utrecht hangt.

Jogglie Meihuizen heeft een boek gewijd aan de advocatuur in de oorlogsjaren Dat boek is opgedragen aan Paul. Ook is in de Baliekamer van het Gerechtshof in Utrecht een plaquette opgehangen met zijn naam ter nagedachtenis.

 

Reserve Eerste Luitenant C.H. Kranenburg, (Cally), *25-08-1917, †17-03-1947. Modjokerto, Gesneuveld.

48: Cally Kranenburg.


49: Zo staat het in Dodenrol Korps Mariniers: MARNS 88 17-03-1947; Verka / 2e Inbat, Inco “E” Tijdens de actie ‘Ideaal’ was de reserve luitenant der mariniers C.H. Kranenburg, die van de cavalerie bij de Mariniersbrigade was gedetacheerd, als commandant van het 1e peloton pantserwagens van de verkenningsafdeling, op 17 juli 1947 op weg van Modjosari naar de sluizen te Milrip, ten oosten van Modjokerto, om deze te bezetten. Op een gegeven moment naderde een motor met zijspan, bemand met ALRI (TRI/ TNI) manschappen. Zij maakten de indruk zich te pletter te willen rijden tegen de voorste pantserwagen. Luitenant Kranenburg beschoot hen vanuit de toren met zijn tommy-gun. De motorfiets vloog de weg af en vatte vlam. Toen de luitenant zich echter iets te ver uit de toren verhief doorboorde een vijandelijke kogel zijn helm. Hij was op slag dood.

Op deze dia staat eigenlijk al zijn verhaal inclusief fouten. Maar om daarmee “Cally” zoals hij werd genoemd, zo “neer te zetten” zou hem onrecht doen. Deze man heeft veel meer betekent en dat begon al in de meidagen 1940.
Zoon van Ferdinand Kranenburg en Eleanor Howell (Amerikaanse), Geboren 25 augustus 1917 te Huizen. Woont enige jaren met zijn ouders en broers Jack en Fen in Amsterdam. Op 26 juli 1928 verhuist het gezin naar Den Haag. Aldaar gaat hij naar het Nederlandse Lyceum. In 1937 vervult hij zijn militaire dienstplicht bij de Koninklijke Landmacht, waar hij een officiersopleiding volgt bij de Cavalerie te Amersfoort.
 

50: Achterste rij 5e van links.

Hij wordt reserve officier en vertrekt in 1938 naar Hongarije waar hij deelneemt aan de strijd tegen de Duitsers (??). Hij keert terug naar Nederland, i.v.m. de Algehele Mobilisatie 1939.
De kornet is in 1940 Pelotons – Commandant-3e Peloton -3e Eskadron -Ie Regiment Huzaren.(3-3-IRH). Op 12 mei 1940 krijgt hij opdracht om met enige vrijwilligers van zijn eigen peloton en het 2e peloton, waaronder korporaal Lieuwe op te Velde naar Barneveld te gaan om te kijken of er nog gevangenen, gesneuvelden of materieel te vinden zijn/ is, van een daags tevoren in een hinderlaag gelopen deel van het 3e Eskadron -1RH. Als hij daarvan terugkeert in Nijkerk blijkt het dorp gevallen en in Duitse handen. Hij wordt krijgsgevangen gemaakt in Nijkerk. De oorlog is over voor Cally, zou je zo zeggen, maar niets is minder waar…Als er verder wordt gezocht naar zijn verleden, blijkt dat hij een van die mannen is die het predicaat “Soldaat van Oranje” verdiende. Hij bevond zich dan ook in gezelschap van deze mensen hetgeen door anderen meermalen en uitdrukkelijk is bevestigd. Een groep probeert meerdere keren naar Engeland over te steken, de eerste keer al rond 15 augustus 1940 in een open vlet. De tweede keer vanaf het Tjeukemeer per vliegtuig waar ze verraden worden en door de Duitsers worden gezocht en uiteindelijk opgepakt. (Dit verhaal komt voor in diverse boeken).

51: Een forse “inkijk” in het “Oranjehotel” zoals het er uitzag.

In december 1940 komt hij, met anderen, terecht in het “Oranjehotel”, de gevangenis in Scheveningen; Gang D, cel 596. Daar blijft hij tot maart 1941 dan moet hij in Utrecht voorkomen, voor het “Kriegsgericht”
Door een wonderlijke leemte in de Duitse rechtsprocedure wordt Carel vrijgesproken. Zijn zaak blijkt te zijn verwisseld.
Hij moet echter nog vijf weken wachten op vrijlating die op de 16e april 1941 plaats vindt. De schrijver, Michielsen, Engelandvaarder, is eind 1944 verongelukt als piloot van een Britse bommenwerper van Bomber Command.
In het boek “Tegen de Vlagen van de Oostenwind” geeft hij met en door anderen, uitgebreid informatie over die periode in dat “Oranjehotel” (pag 250 – 271). In 1970 verschijnt het boek “Het hol van de Ratelslang geschreven door ‘de’ Erik Hazelhoff – Roelfzema. In dat boek is sprake van de schuilnaam voor Carel. Hij wordt “De Huzaar” genoemd.
Zie ook (https://nl.wikipedia.org/wiki/Erik_Michielsen)
Van 5 september 1944 tot 20 juli 1945 dient Carel ondergronds als Pelotonscommandant bij de Binnenlandse Strijdkrachten, Gewest 10, Amsterdam, Afdeling Recherche Field Security. De Kolonel P.J. Six (RMWO), was in mei 1940 de Ec van 1-1RH (bereden). Hij was in 1944 Geheim Commandant Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS), Gewest 10. In die tijd wordt de schuilnaam van Cally; “De Huzaar” gehandhaafd.
Op 20 juli 1945 wordt hij weer aangesteld als reserve Tweede Luitenant bij de Cavalerie. Het K.B. dateert echter van 1947, dus er was enige haast bij en was iets aan de hand. Dat klopt ook want dat is het moment waarop een ander avontuur reeds begonnen is.
VERKENNINGSAFDELING – 1e MARINIERSBRIGADE (Verka-1Marbrig).
Zijn herbenoeming en aanstelling gaan op 21 juli 1945 direct over in een detachering voor onbepaalde tijd bij het Korps Mariniers. Het opnieuw in dienst treden nu als Oorlogsvrijwilliger, vond plaats naar aanleiding van een bijeenkomst in de Haag. In de VOC Mededelingen nr. 4 van 2011 is een kort artikel van wijlen Frank baron van Lynden gepubliceerd waarin is beschreven hoe in mei 1945, vlak na de capitulatie, een aantal (res) Officieren van meerdere Krijgsmachtdelen bijeen zijn, samen met onder andere de minister van Marine en Scheepvaart. Zij en anderen zijn bezig met de heroprichting van de Nederlandse Krijgsmacht.

52: De Geheime Orde van Sint Joris.

Velen maakten deel uit van een soort Geheim Genootschap. “De Geheime Orde van Sint Joris”. Aanvankelijk herkenbaar aan de onderscheiding. Later werd het verboden deze tekenen openbaar en of op de uniform te dragen. De genoemde bijeenkomst was in huize “Schuylenburg”.
 

53: Huize “Schuylenburgh”, Lange Vijverberg. In dit gebouw verbleven na de capitulatie in 1945, een aantal hoge Duitse functionarissen die daar gevangen zaten! Daaronder de Beauftragte für die Provinz Zuid Holland. Het is nu de ambtswoning van de Duitse Ambassadeur, maar niet de Ambassade!

De minister vroeg aan Frank van Lynden wat hij daar kwam doen. Het antwoord was: “Wachten tot ik weer in Militaire Dienst kan, Excellentie”. “Meld je dan maar bij de Kolonel”. Bedoeld was de Kolonel der Mariniers de Bruyne.
Frank baron van Lynden trommelt vier van zijn studiegenoten tevens cursusgenoten van Cursus 12 SROC op en ze melden zich bij het Korps Mariniers.
Overigens was de Cavalerie/ het Pantserwapen/Pantserschool toen nog niet opgericht want de Majoor Jan Jhr. Beelaerts van Blokland zwierf wel ergens rond “maar had zijn portie nog niet binnen geschraapt”. Hij was in Bergen op Zoom. Maar dat is een heel ander verhaal.
 

54: In de cirkels van li naar re: Jurgens; Kranenburg; Snouck Hurgronje; van Lynden.

Zoals gezegd, de 4 kornetten der Cavalerie en wel:
Kornet Jhr. mr. W.J. (Willem) Snouck Hurgronje,
Kornet C.H. (Calle) Kranenburg, (“De Huzaar”)
Kornet mr. V.C.C.(Vic) Jurgens,
Kornet mr. F.W.B. (Frank) Baron van Lynden namen dienst en werden ingedeeld bij de in oprichting zijnde 1e Mariniersbrigade. Op de vraag aan van Lynden wat hij had gedaan in mei 1940, was het antwoord “Bij de paarden als verkenner”. Dat werd de keuze van de Kolonel de Bruyne. Een Verkenningsafdeling bij de Mariniers Brigade.
Deze Mariniersbrigade bevond zich deels in Bergen op Zoom, Ossendrecht, Mill.

55: Foto’s van het kamp in Bergen op zoom en Amerika.

Later, in 1945 en 1946, werd ze overgebracht naar Roseneath, (een Britse marinebasis, noord – west van Glasgow) in Schotland. Daar werden ze verzameld en vertrok een groot contingent met de omgebouwde Queen Mary naar de VS
Inmiddels had de (res.) Ritm. Jhr. Mr. W.J. van Citters zich eveneens gemeld. Gevolggevend aan de wens van de Kolonel werd hij de commandant van de Verkenningsafdeling 1e Mariniersbrigade (Verka 1 Marbrig)
Ritmeester Van Citters werd bevorderd tot (tijdelijk) Majoor en de kornetten tot (tijdelijk) (res) Tweede Luitenant
Willem Snouck Hurgronje werd plaatsvervanger en de anderen pelotonscommandant. Aan boord van de QM werd van alles aan papier toevertrouwd en een opleidingsplan gemaakt. Steeds meer werd materiaal uitgeprobeerd en besteld, voorschriften verzameld enz. De eenheid werd georganiseerd naar Amerikaans model omdat dit het uitgangspunt was. De Brigade zou deel gaan uitmaken van de US Troepen in de Pacific tegen Japan en dan was die organisatie het meest adequaat. Daarna zou mogelijk de inzet in Nederlands Indië kunnen volgen. Omdat er, zoals eerder gezegd, nog geen Pantsertroepen waren (Cavalerie), was de opleiding bij de Mariniers geheel in eigen hand. De opleiding voor de tanks was dan ook puur een Mariniersaangelegenheid. (Eerst in Amerika maar later ook in Soerabaja). De opleiding gaf onder andere dit certificaat uit.
 

56: Rijbewijs Tankbestuurder Shermantank.

De Verkenningsafdeling bestond uit: Een Staf (van Citters), een Stafpeloton (Willem Snouck Hurgronje tvs plv) en drie pelotons. Cally, Vic en Frank. De pelotons waren als volgt georganiseerd.
 

57: VERKENNINGSPELOTON (Verka-1Marbrig): 2 x jeep met een mitrailleur .30 op affuit voorin, 4 x Light Armored Car M8 Greyhound Pantserwagen (6×6), 37 mm kanon, coax .30 mitr., en een .50 mitr. op de koepel, 2 x Halfrups M5 met twee mitrailleurs (.30 achterop en .50 op de ring) aan boord een gevechtsgroep, 2x GMC 2,5 ton, (bewapend), korte laadbak, t.b.v. logistiek en personeel transport.

De inzet was moeizaam omdat ze eerst niet mochten landen en drie maanden op Malakka (“Ladang Geddes”) hebben moeten wachten. In maart 1946 komen ze uiteindelijk aan in Soerabaja. Dan volgen vele patrouilles en schermutselingen. Het “Verdrag van Lingadjati” drukt zwaar op de inzet. Als eerste wordt de Porrong Delta gezuiverd en de demarcatielijn verschoven.

58: Aktie van de Verka 1 Marbrig op PORRONG.

Tijdens de 1e Politionele Actie “KRAAI” worden een aantal operaties uitgevoerd. Allen hebben een andere naam. Een van die operaties heette “Voorloper”, de naam zegt het al voorop!. Op 17 maart 1947, ‘s-morgens vroeg vertrekt de colonne met Cally Kranenburg in het eerste voertuig, gevolgd door zijn 1e Pel Verka. Daarachter het 2e Peloton van Frank van Lynden. Ze marcheren op van Modjosari richting Modjokerto naar de Mlirip sluizen. Die zijn door de ALRI (Angkata Laoet Repoeblik Indonesia) (zeesoldaten) ook wel TN(R)I (Tantara Nacional (Republic) Indonesia) vernield en daardoor overstroomde de Porrong Delta en verrotte de oogst. Generaal Spoor besluit in te grijpen.

59: Pantserwagen op de zojuist gereed gekomen tresselbrug over de kali Sadar omgeving Sidowardjo. De route liep naar Modjosari en vervolgens naar Modjokerto. Deze werd gebouwd door het genisten van de Marbrig, 17 maart 1947 rond 12 uur het is een wagen van het 1e Peloton van Tlnt Kranenburg blijkens het gevechtsverslag. 60: Op deze foto is direct duidelijk waar een van de grote zwakke plekken zat van de Greyhound Scout Car. De half open toren. Wel afsluitbaar met een zeiltje maar bijzonder kwetsbaar. Op de zijkant van de toren ook zichtbaar de Hartenaas. De pelotons hadden(Amerikaanse) pelotons aanduiding en dus de kaarten ; Schoppen Ruiten, Harten en Klaver.

Uit de gevechtsverslagen blijkt dat op de zojuist gereed gekomen tresselbrug over de kali Sadar omgeving Sidowardjo rond 12.00 uur deze foto is gemaakt van het voertuig van Calle. Verder op de route stuit de eenheid op weerstand en wordt van diverse kanten aangevallen. Een motor met zijspan bemand door TNI (peloppers) geeft de indruk zich op het voorste voertuig, waarin Cally zit, te pletter willen rijden. Het kanon en de mitrailleur .30 weigeren en Cally komt uit de toren met zijn “Tommy Gun” en opent het vuur op die motorrijder. (KMarns had geen bren maar bar, geen sten maar tommy gun, geen Lee Enfield maar Garand). De motorfiets vat vlam en vliegt van de weg. Om beter te kunnen zien komt Cally verder uit de toren en wordt van dichtbij door een vijandelijke kogel getroffen die zijn helm doorboort. Hij is op slag dood. De eenheid stopt en Cally wordt voorop de pantserwagen gelegd, waarna het peloton met alle voertuigen voortdurend schietend uit alle wapens naar de Mlirip Sluizen opmarcheert en daar rond 13.45 uur arriveert. Modjokerto was toen al via de noord door de KL/KNIL ingenomen. Na het bereiken van Modjokerto op 18 maart wordt Calle in een veldgraf begraven samen met twee andere mariniers. Beide andere mariniers waren leden van het 2e peloton van Frank van Lynden. Ze kwamen om het leven door een verkeerd doorgeladen mitrailleur.
 

61: De tijdelijke (veld)graven bij Modjokerto, van onder andere Tweede luitenant Cavalerie. C.H. “Calle” Kranenburg. Ook liggen hier de twee dagen na de actie alsnog aan hun verwondingen overleden Korporaal der Mariniers Bolleman en Sergeant der Mariniers Dekker, maart-1947. Deze foto is pas vorig jaar (2014) bij toeval gevonden in de archieven.

62: Na een periode vertrekt de 1e Marbrig uit Modjokerto en voor ze weggaan worden de kameraden herdacht door de troepen en de Kolonel de Bruyne C – 1Marbrig.

Deze foto is pas onlangs uit archieven opgedoken en geïdentificeerd. Nu heeft de familie ze ook en completeert dus een belangrijk gegeven. Later zijn de stoffelijke resten geëxhumeerd (opgegraven) en naar het Ereveld “Kembang – Koening” (Gele Bloem) bij Soerabaja gebracht. Dit Ereveld wordt door de Oorlogs Graven Stichting nog steeds onderhouden en beheerd.
 

63: Zijn graf op “Kembang Koenig” (Gele Bloem) bij Soerabaja in Indonesië.
Een graf op een Ereveld wat door Nederlandse Oorlogsgraven Stichting wordt onderhouden.

Overigens liggen daar meer familieleden zoals John William Kranenburg omgekomen aan boord van de Japanse “SUEZ- MARU”. Dit schip met aan boord 548 geallieerde gevangenen werd op 29-11-1943 door de onderzeeër USS “Bonefish” getorpedeerd. De gevangenen waren te verzwakt om te werken en veel zieken. De overlevenden werden door het begeleidende Japanse oorlogsschip na het redden van alleen Japanners gemitrailleerd. Geen enkele andere overlevenden dan geredde Japanners.
 

64: De met rood omcirkelde mannen zijn gesneuveld uit de klas van Cally, De wit omcirkelde zaten met hem in de Verka van de 1e Mariniersbrigade. Gesneuveld: (rood omcirkeld) van li nr re:


Carel baron de Vos van Steenwijk staat op het monument in Voorthuizen. In de Slachtofferlijst van de Oorlogsgraven Stichting (OGS) staat dat hij was ingedeeld bij 6-4RH. Nou zijn niet alle op die lijst voorkomende eenheden aan de mensen toebedeeld correct, mede gelet op de grote reorganisatie op 01-05-1940. Naar een en ander wordt onderzoek gedaan (2015) Waarom hij op het monument staat is onduidelijk. Een ander verhaal is dat wij veel gaan kijken naar de landingen ter herdenking van “Market Garden”. Als u daar weer eens bent draai u dan eens om naar het restaurant tegenover de Schaapskooi en de dropzone en loop er eens heen. Onder het raam aan de voorgevel achter de heg vindt u een monument voor 4 Huzaren.

Op 10 mei 1940 is bij Café Zuid Ginkel een patrouille overvallen. De drie huzaren zijn door middel van schoten in het hoofd omgebracht. Een plaquette in de voormuur van Herberg Zuid Ginkel herinnert daar aan. De tekst luidt:

 

 
Er is geprobeerd om een aantal namen die niet op het monument staan, maar wel bij het Regiment hoorden een gezicht te geven. Dat heeft veel informatie maar ook veel extra vragen en zeer zeker emotie gebracht. Het is nog niet afgelopen want de zoektocht gaat verder.

 

 

Hans Steenmetz
Ritm (bd) der Cavalerie
(077) 39 86 334
06 13 28 81 62
mei 2016
h.steenmetz@kpnmail.nl