Uit: “Wij Huzaren” 7e jaargang nr. 2 van juni 1971.
Charles Ferdinand Pahud de Mortanges werd geboren op 13 mei 1896 aan de Laan van Meerdervoort 66 in den Haag. Zijn vader was Mr. Charles Pahud de Mortanges; zijn moeder was Sophia Kol, afkomstig uit Utrecht. Het geslacht Pahud is oorspronkelijk afkomstig uit Frankrijk, waarvandaan zij als Hugenoten vluchtten naar Zwitserland. Een tak van deze familie kwam naar Nederland. De voorouders van Pahud waren veelal werkzaam in het voormalig Nederlands-Indië Zijn overgrootvader was daar Gouverneur Generaal. Zijn vader was in den Haag werkzaam als ambtenaar bij de Koloniën. Hij had een zuster Neta, die zeven jaar ouder was dan hij. Zij is nog in leven en woont immer nog in het ouderlijk huis aan de Jan van Nassaustraat, waar de familie introk na de dood van vader in 1903. Charles was toen 7 jaar oud.
Hij ging op de lagere school bij Boesscholten in de Surinamestraat, een ouderwetse drillschool, waar men kon blijven tot aan de 3e klas HBS. Met een toelatingsexamen (waar Pahud de eerste keer voor zakte) kon men dan naar de HBS. Pahud ging naar Blijenberg, een gemengde middelbare school, voor die tijd nog bijna een unicum. In het voorlaatste schooljaar brak de eerste wereldoorlog uit en werden er vrijwilligers gevraagd bij het Nederlandse Leger. Na lang zeuren bij zijn moeder mocht Pahud dienst nemen. Hij meldde zich bij het 3e Regiment Huzaren en werd op 7 augustus 1914 vrijwillig verbonden als Huzaar, voor onbepaalde tijd, doch ten minste zolang als de militairen buitengewoon onder de wapenen worden gehouden. Daarvoor kreeg Pahud ? 80.000,- premie. Hij werd naar Haarlem gestuurd bij het Regiment dat al spoedig naar Brabant vertrok. Daar werden ze ingekwartierd bij boeren en burgers en gingen dagelijks op oefening. Aan het einde van de zomer riep zijn moeder hem terug, omdat de school weer begonnen was, maar de dienst verlaten voor de demobilisatie was hoogst ongebruikelijk. Ritmeester van Kinschot, een goede bekende van zijn moeder wist hem echter toch vrij te krijgen en op 29 september 1914 mocht hij naar huis. Trots hield Pahud aan deze tijd een ontslagbrief over, een bewijs van goed gedrag en heette voortaan “Gepasporteerd Huzaar”. Hij had de beste herinneringen aan die tijd overgehouden.
Na het HBS eindexamen deed hij het moeilijke toelating- examen voor de KMA, hetwelk twee dagen duurde. Ook deed Pahud apart mee aan een examen paardrijden, vanaf zijn 16e jaar had hij paardrijlessen gehad. Charles slaagde en op 1 oktober 1915 kwam hij als cadet bij de KMA voor het wapen der Cavalerie hier te lande. De KMA was in die tijd een harde, Spartaanse school. De leefomstandigheden waren primitief en het dagprogramma, met theorielessen in de avonduren, zeer zwaar. Die eerste viel het hem niet mee, zo vertelt hij later. Op de academie kreeg hij o.a. les van de generaal van Voorst tot Voorst van wie hij zegt: “hij was oerstreng, zeer rechtvaardig en had een goed hart! Hij heeft mij veel geleerd, vooral op het gebied van paardrijden”. Na drie jaar deed Pahud eind – examen en slaagde als nummer 1 van zijn jaar. Daarmee was Charles vaandrig titulair.
Als Tweede luitenant kreeg hij een peloton toegewezen. De huzaren waren nog steeds gemobiliseerd, zodat de stemming onder hen na vier jaar dienst veel te wensen overliet, hetgeen het voor Pahud als “jong broekie” (zoals hij het noemde) niet gemakkelijk maakte.
Op 22 augustus 1918 werd Charles ingedaald bij het 3e Regiment Huzaren in den Haag en maakte kennis met het saaie kazerneleven. Hij ging weer thuis wonen, aangezien het in die tijd niet gebruikelijk was, dat officieren in de kazerne woonden. Jhr. van Heemstra, de Regimentscommandant, vroeg hem zijn adjudant te worden, iets wat hij niet kon weigeren maar wel vervelend vond. Achteraf bleek dit veel voordelen te hebben, want van Heemstra was zelf een enthousiast ruiter. Samen gingen ze veel rijden in de duinen bij de Waalsdorpervlakte. Later werd hij aangesteld als rijinstructeur aan de Hogere Krijgsschool (1919). Als Tweede luitenant gaf hij les aan “hoge pieten, waarbij ik me nauwelijks durfde te verroeren”. Op 5 oktober werd Pahud benoemd tot adjudant bij het Korps. In die tijd werden er grote bezuinigingen doorgevoerd en zo werd hij op 15 mei 1919 overgeplaatst naar het 2e Regiment Huzaren, met standplaats Tilburg bij het paardendepot, opgericht door de Generaal Tonnet. Hier waren 300 paarden die allen afgericht moesten worden. Op 12 augustus volgde zijn benoeming tot Eersten luitenant. Zijn chef bij het paardendepot was Kolonel Quarles van Ufford, voorzitter van de Koninklijke Militaire Sport Vereniging. Quarles was een groot liefhebber van de paardensport en jutte zijn manschappen steeds op om mee te doen aan wedstrijden. Dat was een kolfje naar de Pahud’s hand en binnen korte tijd ging hij zeker twee maal per week met de paarden op stap, om mee te doen aan een of andere wedstrijd. Zo kreeg hij grote wedstrijd ervaring.
Toen kwamen de Olympische Spelen in Parijs in 1924. Natuurlijk deed Charles mee aan de selectiewedstrijden en behoorde tot de eerste acht, waaruit het equipe werd samengesteld. Chef d’equipe was Quarles van Ufford en het equipe bestond uit: A.T. Colenbrander, G.P. de Kruyff, C.F. Pahud de Mortanges en A.D.C van der Voort van Zijp. Quarles was zeer streng en vatte zijn taak zwaar op. Hij liet het equipe dan ook het volledige wegparcours lopen.
Het team van 1924.
Het bleek schandalig slecht te zijn, vol oneffenheden, bobbels en kuilen. Dankzij deze voorzorg, kende de Nederlandse Ploeg goed en haalde er voordeel uit. En de 4 jonge ruiters hadden er bij Quarles nog wel zo op aangedrongen om hen naar Parijs te laten gaan, dat 10 km van het Olympisch dorp Colombes verleidelijk lag en waar ook de andere sportmensen naar toe trokken. Maar Nederland won dan ook de equipe prijs; bovendien legde Van der Voort van Zijp beslag op de gouden medaille in de military. Nog twee gouden plakken sleepte Nederland in de wacht in 1924. Het ruiterprogramma bestond uit: lichte dressuur, zware uithoudingsproef, springconcours. Pahud reed op “Johnny Walker” een 8 jarige oersterke Ier.
Inmiddels was Pahud de Mortanges in het huwelijk getreden met Irma, baronesse Snouckaert van Schauburg, ze kregen een zoon, genaamd naar zijn vader Charles Ferdinant, bijgenaamd “Buuk”.
Op 10 juli 1925 werd Pahud aangesteld als instructeur bij de Rijschool. Op 22 januari 1927 werd hij eervol ontheven uit zijn functie als instructeur blijft echter tewerkgesteld bij de Rijschool.
Daarna op 1 oktober 1927 werd hij tewerkgesteld bij het 1e (Half)Regiment Huzaren. Hier kreeg Pahud het mitrailleur peloton, waardoor hij te maken kreeg met een heel ander facet van de cavalerie, namelijk het vervoer van de zware mitrailleurs en de kisten munitie door de sterke pakpaarden. Pahud mocht zijn paarden zelf uitzoeken.
In 1928 werden de Olympische Spelen in eigen land gehouden, Amsterdam. Weer trainen voor de deelname en de laatste weken selectie en trainen in de Amersfoortse Rijschool. Chef d’equipe was wederom Quarles van Ufford en het equipe bestond uit Van der Voort van Zijp, de Kruyff en Pahud de Mortanges. Nederland won op de deze Olympische Spelen 6 gouden medailles, twee werden behaald door Pahud, die niet alleen de military won, maar samen met de andere, ook nog de equipe prijs. Hij reed op zijn beroemde paard “Marcroix”, waarmee hij niet had getraind (omdat hij het niet eens was met de instructeur en botweg een ander paard, genaamd Jet, voor de training nam).
Olympische Spelen Amsterdam 1928 Pahud de Mortanges op Marcroix.
Zijn tweede paard was Va-t’En, dat hij uitleende aan de Kruyff, wiens paard vlak voor de wedstrijd kreupel was geworden en die er een zilveren medaille mee behaalde. Groot succes voor de Vaderlandse Ploeg, maar nog meer voor Pahud als ruiter en africhter. Bij de military, dat als enige onderdeel in Amsterdam werd gehouden waren ruim 3.000 toeschouwers aanwezig, onder wie koningin Wilhelmina, prins Hendrik en prinses Juliana, evenals zijn moeder, zijn vrouw en zuster. Onder doodse stilte reed Pahud een foutloos parcours. De cross – country werd gehouden in de bossen en weilanden van Pijnenburg nabij Hilversum. Zijn vrouw Irma, was zelf een groot liefhebster van paarden en wist ontzaglijk veel van de vee artsenij. Zij is het geweest, die Pahud in zijn ondernemingen te paard geweldig heeft aangespoord en tot steun is geweest. Haar lof of kritiek na zijn prestaties was hem meer waard dan alle andere meningen. Vele mensen uit zijn directe omgeving beweren altijd, dat hij het zonder Irma nooit zover geschopt had in de paardensport. Maar Pahud was een begaafd ruiter, die zijn paarden met veel zorg omringde en met eindeloos geduld zijn paarden trainde.
Vier jaar later weer een groots sportgebeuren: de Olympische Spelen in Los Angeles in 1932. Weer behaalde Pahud een gouden medaille (zijn vierde). Bovendien verrichtte hij iets wat niemand voor mogelijk had gehouden: hij verscheepte zijn eigen paarden naar Noord-Amerika. Wekenlang verzorgde hij zijn paarden zelf en liet aan boord de paarden afstappen op een roterend plankier om ze niet te stijf te laten worden. De goede Marcroix volbracht heen- en terugreis met glans en bracht zijn berijder ook nog naar een Olympisch overwinning. Voor Nederland was dit een slechte Olympiade, want er werden in totaal slechts twee gouden medailles behaald en het aantal deelnemers was veel kleiner dan vier jaar terug in Amsterdam. Wel won Nederland zilver met de equipe prijs; de 5e voor Pahud.
1932, Pahud de Mortanges op Marcroix.
Na deze Spelen keerde Pahud weer naar Amersfoort terug, waar hij bleef tot 1936. Voordien, op 1 oktober 1934 werd gedetacheerd bij de Rijschool (Instructeurscursus) voor langer dan 6 maanden en in verband daarmee bij het Korps boven de sterkte geplaatst, zoals dat destijds heette en op 1 oktober 1935, ontheven van zijn detachering bij de Rijschool en weder bij het Korps in de sterkte gebracht. Een jaar later, op 10 september 1936 werd Pahud “benoemd en aangesteld als Ritmeester”. Toen ging hij naar Deventer als Ritmeester van Speciale Diensten bij het 4de Regiment.
Ritmeester Pahud de Mortanges.
Nu begon zijn voorbereiding op de vierde Olympische Spelen, waar hij aan mee zou doen, n.l. Berlijn 1936. “Dat waren wonderlijke Spelen”, zegt Pahud. Eigenlijk waren het “Hitler Spelen”. Als voorbereiding organiseerden de Duitsers wedstrijden o.a. in Wiesbaden, waar een groot Internationaal Kennismaking concours werd gehouden. Het concours , dat niet onbelangrijk was, werd gewonnen door Pahud , zeer tot ongenoegen van de Duitsers die er vast op hadden gerekend, dat een Duitser zou winnen. Dat bleek ook sterk uit de eerste prijs (en portret van Hitler met een zilveren lijst) die hij ontving uit handen van Hitlers rechterhand, Goering. In allerijl werd nog een tweede prijs vervaardigd, eveneens dergelijk portret voor de tweede prijswinnaar een Duitser. Bij de voorselectie in Nederland kwamen als equipe te voorschijn: Eddy Kahn, een burger, wat in die tijd bijzonder was, Tonnet en Pahud. Tijdens de Spelen belandde Pahud met zijn hoofd in een vijver, zoals trouwens de meesten overkwam en vergooide hiermee al zijn kansen. Na afloop werd het een en ander gefluisterd over de hindernis, waarbij zo vele buitenlandse deelnemers ten val kwamen en geen enkele Duitser. Er werd zelfs protest aangetekend en de zaak onderzocht. Maar voor de vijver was leeggepompt, waren er al veertien dagen over heen gegaan, zodat er niets viel te bewijzen. Pahud zelf, geloofde niet in dergelijke onsportiviteit en deed niet mee aan het protest.
Bij de Olympische Spelen in Berlijn 1936 die minder gunstig verliepen.
Wel herinnert hij zich, dat Hitler dit onderdeel van de Spelen persoonlijk bijwoonde, zij het met groot machtsvertoon. Pahud bereed toen Midell Midou, het paard waarmee hij ook won in Wiesbaden. Marcroix was wel mee maar het was al te oud om als eerste paard te dienen.
Op 10 mei 1938 werd Pahud tot Commandant van de SROC benoemd, dus ging hij weer naar Amersfoort. Van daaruit werd er ieder jaar een grote oefening gehouden naar Brabant. Op een nacht gebeurde hem een vreselijk ongeluk. Hij was op een varkenskot geklommen om de situatie beter te kunnen overzien en bleef met zijn sporen ergens aan haken, zodat hij van het schuurtje viel. Hij kwam ongelukkig terecht met zijn pols in een zeis. Zijn vriend Lidt de Jeude snelde naar een dokter, die hem doorverwees naar een ziekenhuis in den Bosch. Een operatie volgde. Zijn hand hoefde er niet af, maar de hele arm bleef stijf en pijnlijk, behandeling in het Militair Hospitaal in Utrecht was noodzakelijk. Van werken en paardrijden was geen sprake. Prins Bernhard raadde hem toen aan naar Duitsland te gaan, waar een sportarts was met een grote roep. De arts had een medisch kamp in Hohenliche. Daar werd Pahud goed geholpen, door een hen zeer sympathieke militaire artsen voor het eerst van zijn leven maakte hij kennis met revalidatie, iets wat in zijn latere leven nog een grote rol zou gaan spelen. Toch was de sfeer in kamp niet prettig. Hoewel hij officieel niets hoorde, merkte hij toch dat er een mobilisatie plaatsvond en ’s nachts vlogen herhaaldelijk vliegtuigen over. Hij schreef deze ervaringen aan de militaire attaché. Korte tijd later kwam een telegram uit Nederland met “Hartelijk Gefeliciteerd”. Dit was een afgesproken teken, dat de oorlog tussen Duitsland, en Engeland – Frankrijk was uitgebroken. Hij keerde terstond terug. In Nederland kwam al snel de mobilisatie. Pahud ging als reserve Officier naar Overveen ingekwartierd bij de Haarlemse bevolking. Daarna brak de oorlog uit en na een week was de strijd gestreden; het Leger werd ontbonden. Na korte tijd stroomden de gewonden naar het westen van het Land en al spoedig waren de ziekenhuizen overvol. Pahud besloot tot de oprichting van een noodziekenhuis, dat hij met enkele andere ex militairen met weinig materieel en veel moeite tot stand bracht. Het huis heette “Het Kareol”. Al snel kwamen de lopende gewonden en oorlogsinvaliden naar Haarlem en betrokken “Het Kareol”.
Villa “Het Kareol” in Aerdenhout. Een voorloper van het Militaire en veel Civiele Revalidatie Centra. Hier werden veel militaire oorlogsslachtoffers behandeld.
Met een kleine medische staf werden ze daar opgeknapt en Pahud begon zijn revalidatiewerk, geschoeid op de leest van de Duitse arts in Hohenliche. De resultaten waren verbluffend en het enthousiasme was groot “Het Kareol” werd enorm geholpen door de Haarlemse bevolking, die voor allerlei extraatjes zorgde, maar ook door de Duitse Ortskommandant, die alles oogluikend toeliet(ook de oranje (!) voetbalshirts) onder de leuze “Kriegsbeschädigte gehen über alles”. De NSB-ers trachtten op alle manieren roet in het eten te gooien, want zij beschouwden dit tehuis als een haard van bovengronds verzet. Hoewel het leger in Nederland was afgeschaft gaf Charles de voorkeur aan een gematigde militaire aanpak. Tenslotte waren het allen oud-militairen. En deze methode bleek op de duur de beste. Twee jaar is Pahud directeur van “Het Kareol” geweest en in die tijd was het tehuis uitgegroeid tot een volwassen revalidatieoord, dat ook na zijn vertrek heeft voortbestaan. Na de oorlog werd het afgeschaft en kwamen andere centra hiervoor in de plaats. Eveneens revalidatiecentra, maar dan met beter materiaal en van een grotere en professionelere opzet “Het Kareol” had echter de primeur van de Nederlandse revalidatie gehad.
Op 15 mei 1942 werden alle officieren opgeroepen naar Ede. Nog dezelfde dag wisten degenen die zich gemeld hadden, dat zij hun vrijheid kwijt waren; zij werden op transport gesteld naar Stanislau, Oflag 67, M Stalag 371, ver in Polen, als krijgsgevangenen.
Tekening van het Wachtgebouw aan de Hoofdingang OFLAG 67 M STALAG 371.
Zie ook het Boek “De Zak met vlooien” door G. van Amstel. ISBN 90 6134 1000.
In Polen was Pahud de man, die het moreel op peil wist te houden, door iedereen aan het tekenen te zetten of muziek te laten maken. Hij voelde dat hij hier echt iets voor al die mensen kon doen. En vond het vreselijk, toen hij, wegens ernstige klachten aan zijn oude kwaal , zijn pols, tijdelijk naar Nederland mocht terugkeren voor behandeling. Dat was op 27 oktober 1942. Na de behandeling moest hij zich weer melden ditmaal in Amersfoort. Hoewel Charles verduiveld goed wist wat hem te wachten stond en hij nog gemakkelijk kon onderduiken, ging hij er heen en werd op 19 juni 1943 ten tweede male op transport gesteld. In de trein kwam hij tot bezinning en besloot te vluchten. Door een gat te maken in de oude beestenwagen sprong hij samen met twee medegevangenen uit de trein en liep langs de spoorlijn terug naar Nederland. Vlak over de grens dook hij onder bij kennissen, waar hij drie weken bleef. Toen vluchtte hij verder, richting Limburg, gebruik makend van zijn vrienden van “Het Kareol”. Met een vervalst persoonsbewijs keerde hij naar den Haag terug, waar hij onderdook bij de familie Jorgens. Hij was van plan de vlucht- route te nemen via Parijs naar Zwitserland, die eerder dan hij, zijn zoon Charles Ferdinand (Buuk) had genomen. Later hoorde Pahud, dat zijn enige zoon was gepakt en in Parijs was gefusilleerd Zijn vriend Tonnet vertelde hem, dat deze route was opgerold en aan velen het leven had gekost. Het duurde tijden voordat een nieuwe betrouwbare route was gevonden. Eindelijk was het zover hij vertrok naar Zuid-Limburg, waar hij in contact kwam met juffrouw Rozenburg en met de heer de Jonghe die samen met hem de poging wilden wagen. Juffrouw Rozenburg geleidde hen tot over de grens in Brussel waar hij een vals persoonsbewijs kreeg onder de naam Charles Lastman. Hij nam afscheid van juffrouw Rozenburg, die hij pas veel later terugzag en met wie hij memoreerde dat ze nog immer “verloofd” waren. Zij schreef later het boek “The walls are tumbling down” in Amerika. Via Parijs trokken ze dieper Frankrijk in. Gedeeltelijk per trein en lopend bereikten de Jonghe en Pahud Narbonnex, een plaatsje niet ver van de Spaanse grens. Tot viermaal toe poogden ze de Pyreneeën over te komen, maat telkens mislukte het weer. Eindelijk kwamen ze in Spanje en via Portugal en Gibraltar arriveerde beiden op 17 februari 1944 in Engeland. Na herhaaldelijk gescreend te zijn werd Pahud benoemd en aangesteld als Majoor der Cavalerie en op 18 maart 1944 ingedeeld bij het detachement Londen en tewerkgesteld bij de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene. Op 10 januari werd Pahud bevorderd tot – tijdelijk – Luitenant-kolonel en ondercommandant van de Prinses Irene Brigade. Met dit onderdeel kwam hij naar Nederland terug. Op 30 september 1945 werd Pahud overgeplaatst als Commandant van de gezamenlijke Eskadrons Koninklijke Marechaussee. Een jaar later op 15 september 1946, weer overgeplaatst “in zijn rang en ouderdom” (zoals dat heet) naar de Cavalerie, tevens benoemd tot Chef van de Staf van de Inspecteur Generaal der Koninklijke Landmacht. Op 1 mei 1946 werd Pahud bevorderd tot Luitenant-kolonel terwijl op 1 maart 1948, gedetacheerd werd bij de Hogere Krijgsschool voor het volgen van een cursus voor hogere vorming van Hoofdofficieren, op 1 mei 1948 ingedeeld bij het Regiment van Boreel, blijft echter gehandhaafd als Chef van de Staf van de Inspecteur Generaal. In het zelfde jaar volgt zijn benoeming tot Kolonel. Enige jaren later werd Kolonel Pahud de Mortanges benoemd tot Inspecteur der Cavalerie en tijdelijk benoemd en aangesteld tot Brigadegeneraal zolang hij de functie vervuld van Chef Staf van de Inspecteur van de Koninklijke Landmacht, terwijl hij tevens zal kunnen worden belast met andere hem door Hare Majesteit de Koningin op te dragen werkzaamheden. Op dato in registratie bij de Generale Staf . Een maand later werd hij overgeplaatst bij de Grote Staf en wel op 18 mei 1953. Tevens werd hij op die datum benoemd tot Adjudant, tevens Sous Chef van het Militaire Huis van Hare Majesteit de Koningin. Weer een jaar later op 16 november 1954 werd hij benoemd en aangesteld bij de Grote Staf tot Generaal-majoor en met dezelfde datum benoemd tot Harer Majesteit Eerste Adjudant, tevens Chef van Hare Majesteits Militaire Huis het was in deze tijd dat Pahud zich van zijn vrouw Irma liet scheiden. Het huwelijk was nooit een daverend succes geweest, maar er waren redenen dat het niet meer ging. Het heeft de Generaal heel veel moeite gekost deze stap te ondernemen en het heeft geruime tijd geduurd voor de zaak rond was. Inmiddels had hij mevrouw Rezeda Daamen, de weduwe van de heer Hamaker, leren kennen. Kort na zijn scheiding met Irma trouwden zij en gingen wonen aan de Balsemienlaan in den Haag. Acht jaar later verhuisden ze naar Scheveningen. Op 1 november 1957 werd de Generaal door H.M. de Koningin benoemd tot “Onze Adjudant Generaal tevens Chef van Ons Militair Huis”, tevens werd hem met die datum toegekend de titulaire rang van Luitenant-generaal.
Om gezondheidsredenen heeft de Generaal eind 1961 zijn ontslag aangevraagd en op 10 januari 1962 werd hem dit ontslag eervol verleend, met gelijktijdige benoeming tot Luitenant-generaal. Hiermede was de schitterende militaire carrière van Luitenant-generaal Pahud de Mortanges afgesloten. In de jaren 1950 werd Pahud gevraagd om voorzitter te worden van het Nederlands Olympisch Comité. Hij accepteerde dit en gaf de paardensport er aan. Later werd hij lid van het Internationaal Olympisch Comité. Ook was hij voorzitter van de club van 144.
Tijdens zijn schitterend militaire loopbaan zijn hem de volgende onderscheidingen toegekend en verleend.
- Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
- Ridder in de Orde van Oranje Nassau met de gekruiste zwaarden
- Grootkruis in de Huisorde van Oranje Nassau met de gekruiste zwaarden
- Bronzen Kruis KB nr. 9 d.d. 26 mei 1944 Ritmeester Cavalerie
- Oorlogsherinneringskruis met de gespen “Krijg te land 1940-1945” en “Normandië 1944”
- Onderscheidingsteken voor langdurige dienst als Nederlands officier
- De Inhuldigingsmedaille 1948
- Kruis van Verdienste van het Nederlandse Rode Kruis
- Knight Grand Cross in the Royal Victorian Order (Engeland)
- Commandeur in het Legioen van Eer van Frankrijk
- Het Croix de Guerre avec Etoile de Vermeil van Frankrijk
- Officier drager Grootkruis in de Kroonorde van België met palm
- Oorlogskruis 1940 met palm van België
- Commandeur der 1e Klasse van de Orde van de Zwaarden van Zweden
- Commandeur 1e Klas in de Orde van de Dannebrog Denemarken
- Commandeur met de Ster in de Orde van St. Olaf Noorwegen
- Ridder van de “Merite agricole” van Frankrijk
- Medaille d’ Honneur d’Or de l’Education Physique et des Sports van Frankrijk
- Groot Officier in de Orde van Burgerlijke Militaire Verdiensten van Adolf Nassau van Luxemburg
- Grootlint der Orde van de Verlossing van Afrika van Liberia
- Grootkruis in de Hoayounorde van Iran
De laatste tiental jaren leed Pahud in steeds verergerende mate aan reumatiek. Steeds moeilijker kon hij zich bewegen en ten slotte belandde hij in een rolstoel. Een moeilijk te dragen lot voor een zo sportief man, maar nooit heeft hij ook maar een klacht hierover laten horen Het enige wat hij wel eens zei als iemand hem moest helpen verplaatsen was “pech hè zo’n karretje”. Pahud stierf na een tamelijk lang ziekbed in het Leidse Academisch Ziekenhuis op 8 april 1971. Met Generaal Pahud de Mortanges is heengegaan een begenadigd ruiter, een uniek sportleider, maar bovenal een fijn mens.
Auteur: Ritmeester der Cavalerie (bd) Hans Steenmetz’
juni 1971